Met twintig deelnemers startte de volgeboekte laatste themawandeling van 2017 die in het teken stond van de ‘hongerige stad’. Paul Moerman en Piet van der Eijk gidsten de groep op de eerste zaterdag van november daarvoor door Delft.

De wandeling is gebaseerd op het gelijknamige boek van de Britse architecte Carolyn Steel over de groeiende voedselstromen en de gevolgen daarvan: milieuvervuiling, energieverspilling en afvalbergen.

Op stap naar Delft
Bij de voormalige Marlothoeve (dáárvoor bevond zich op die plek tussen 1600 en 1870 een kartuizerboerderij) tegenover de Kogelgieterij  was het startpunt. De boerderij stond dus ruim buiten de ommuurde stad. Dit gebied werd in de twintigste eeuw aangekocht door de gemeente Delft.

Aan het woord is Ria van Oostveen: ‘Meer in de richting van de oude binnenstad komen we verschillende herinneringen aan voedselverwerking tegen. Bij het voetgangersbruggetje over de Buitenwatersloot herken je een voormalige slagerij aan twee koeienkoppen op de gevel. De dieren werden pas ín de stad geslacht, dat kon niet eerder vanwege mogelijk bederf. En iets verderop zien we een gedenkplaat uit 1936 van de molen ‘De Papegay’, en zien we de hooggelegen plek waar de graanmolen, een stellingmolen,  heeft gestaan. Deze locatie grenst aan een binnentuin (de Tuin van Bakkeren). Hier mocht niet gebouwd worden vanwege het ‘windrecht’, het recht van een molen op wind. Met huizen te dichtbij zou de wind kunnen worden belemmerd. Hoe dat eruit zag, is nog te zien op oude gravures die hangen in ‘De Oude Bakkerij’ aan de Buitenwatersloot, en die ook digitaal te bewonderen zijn.’

Treinen voor waterwegen
Het voedsel werd via een waterweg, de Buitenwatersloot die tot 1550 de Gaegh of de Kickert heette, de stad ingebracht. ‘Hoe dichter bij de binnenstad, hoe meer pakhuizen aan de Buitenwatersloot. In het eerste gebouw op de hoek, de Bolk (komt van ‘balk’, er was daar namelijk een houtaanvoerhaven) stond 250 jaar lang een herberg, tot 1930. Pas toen er treinen kwamen, werden waterwegen minder belangrijk voor de voedselaanvoer.’

Bij de voormalige stadswal wordt nu na de aanleg van de spoortunnel door Delft het Bolwerk ‘hersteld’.

Vers eten 
‘We lopen door naar de Markt, waar vroeger dagelijks vers eten werd verkocht. Paul Moerman legt uit hoe fragiel de voedselvoorziening is: deze is afhankelijk van slechts enkele grote bedrijven. Als er problemen zijn met voedsel, dan geeft dat veel onrust. De Romeinen wisten al dat je met brood (en spelen) het volk rustig kunt houden.’

Ria van Oostveen vervolgt: ‘Wie zijn eten koopt in de supermarkt heeft weinig band met de oorsprong van dit eten. Een bekend voorbeeld is de kiloknaller, goedkoop vlees waarvoor de milieu- en sociale schade wordt afgewenteld op de maatschappij. Ook het afval moe(s)t worden afgevoerd en (vooral na invoering van de wc) waren dit grote volumes.’ Nu wordt het water gezuiverd in waterzuiveringsinstallaties, de uitdaging is om de kringloop te sluiten en dit afval weer als compost terug te brengen op het land.

‘Op de Markt vertelt Piet van der Eijk dat het stadhuis een voorbeeld is van Hollandse renaissance en in 1629 is gebouwd door Hendrick de Keyser. Vanaf het centrum van de stad lopen we terug ‘naar buiten’, via Visbanken en Agathaplein. De Visbanken verkopen hun waar onder de opengeklapte luifels, want vroeger was het –vanwege kwaliteitscontrole- verboden om voedsel binnenshuis te verkopen.’

Willem van Oranje
In het tegenovergelegen pand, waar nu ‘Doppio’ is gehuisvest, heeft Antoni van Leeuwenhoek, uitvinder van de microscoop en grondlegger van de microbiologie, gewoond. Het Agathaplein en –klooster zijn honderden jaren oud, ze dateren al van vóór Willem van Oranje. De linde, die in de tuin is geplant in 1957, komt uit Dillenburg waar Willem van Oranje is geboren.

‘We kruisen nogmaals de Spoorzone en komen in de Laan van Overvest, ‘over de vest’ oftewel aan de andere kant van de stadsmuur. Tot 1909 was dit een soort recreatiegebied voor de bewoners die de stinkende binnenstad ontvluchtten, met theekoepels die nu nog te zien zijn, op enige afstand van de straat.’

Volgens Ria van Oostveen was het inmiddels steeds harder gaan regenen. ‘Ik woon dichtbij en ga mijn regenjas even ophalen. Maar daarna heb ik helaas de groep niet meer teruggevonden. Die is via het Wilhelminapark, met de beroemde vleugelnoot die door omwonenden is gered van de kap, teruggegaan naar het startpunt. Voor wie er niet bij was, ik begrijp dat er een wachtlijst was, deze wandeling is zeker voor herhaling vatbaar!’